Ergens in Tadzjikistan – avontuurlijk op de motor in centraal Azië
“Ik vind de afslag en verlaat de verharde weg om een stoffige, onverharde, slechte weg op te rijden. Tot aan het laatste meer is het ongeveer honderd kilometer: de uitdaging zit hem niet in de afstand maar in de toestand van de weg. Ik rij langzaam, niet alleen vanwege de slechte weg maar ook vanwege het adembenemede landschap. Ik stop vaak om foto’s te maken om er een paar kilometer achter te komen dat ik beter even had kunnen wachten met die foto. Het diepe blauw van het water in combinatie met het bruin van de bergen en de witte wolken is ronduit betoverend. Wat ook opvalt is de absolute stilte. Een dergelijk landschap in Europa was direct voorzien van parkeerplaatsen voor touringcars, restaurants en waarschijnlijk een paar treintjes om een enorme stroom dagjesmensen in rond te rijden. Hier niet. Ik ben helemaal alleen en de paar locals die ik tegenkom zijn niet met het landschap bezig maar gewoon met hun dagelijkse leven: wat herders met schapen, een paar kinderen onderweg van school. In een van de dorpjes, een verzameling van hooguit tien huizen, stop ik even om wat te drinken. Er blijkt een klein winkeltje te zijn. Meer dan een schuur met een paar schragen aan de muur is het niet. Ik koop wat water en direct staat er een groepje kinderen om me heen. Ik koop voor hen allemaal een Snicker en we lachen wat naar elkaar. Een man nodigt me uit voor de thee maar ik wil door. Ik rij door en bedenk bij mezelf dat dit absoluut de moeite waard was. (Ik weet dan nog niet dat dit alleen maar de entree was naar een nog veel spectaculairder gebied.)”